Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Wie zou de [12]deuren zijns aangezichts [13]opendoen? Rondom zijn tanden is [14]verschrikking. 12. Dat is, zijn muil, of bakhuis. 13. Te weten, om den breidel daarin te leggen en hem aan te doen. 14. Te weten, die hij den mens aanjaagt, als hij bij hem zou komen.